Ajaccio (1)

Vanuit de hotelkamer in downtown Ajaccio kan ik de helikopter die mij naar het ziekenhuis vloog daar horen landen en er weer opstijgen, op weg naar het volgende slachtoffer van spannende bergweggetjes en de wat onbesuisde berijders ervan.

De piloot die me ophaalde was er een uit het boekje: stoer, onberoerd en kundig. Hij landde dermate voorzichtig dat ik het niet eens kon voelen. Het vliegen langs de prachtige rotskust was zo geweldig, dat ik af en toe ondanks de pijn als een jongetje zat te grijnzen. Het was veel te gauw voorbij. Dat overigens ook, omdat ik me aan boord laafde aan de warmgroene ogen van de arts die met haar ranke handen een infuus zette, dat nog dagen stand zou blijken te houden. Het had zo z’n leuke kanten, crashen op Corsica.

 

De eerste hulpverlenende pompier was een jonge, blonde vent van het vaste land: hij kwam uit Besançon. Hij sprak beter Engels dan ik Frans en leek enorm op iemand. Ik weet nog steeds niet op wie precies. Besançon, ja, dat kende ik wel, daar waren we een paar weken geleden nog langs gereden, op weg naar Italië, haha. Mooi daar.

Hij en z’n maten hielpen me zo’n rode brandweerbus in waarvan er duizenden door Frankrijk jakkeren. Er staat een soort brancard in, maar volgens mij kun je er nog geen smeulende asbak mee blussen. Elders vervoert men zieken en gewonden voornamelijk per ambulance, wat een fraai Frans woord is trouwens, maar dus niet in de Franse buitenregio’s. Dit exemplaar reed me naar het strand, waar het even later gezandstraald zou worden door de heli. We lieten een bejaard echtpaar met dubieus verkeersinzicht verbijsterd achter, hun stoep onder mijn bloed.

 

Net als de pompier bleek ook de chirurg te zijn ingevlogen -uit Lille in zijn geval- om de zomerse drukte op het eiland het hoofd te kunnen bieden. Het leek me zo’n typisch tegen z’n pensioen aanhikkende vakidioot, dus het kon geen kwaad om geïnteresseerd te vragen naar de moeilijkheidsgraad van mijn operatie. Misschien dat ie dan nog meer z’n best zou doen. Ah! Nou, dat zou inderdaad nog wel een klusje worden. Le Doc schoof zijn bril omhoog en pakte de foto’s erbij: kijk, je arm is hier gebroken. En daar. En ook daar. Hij merkte niet op dat het angstzweet me uitbrak en ging monter verder: dit bot bovendien zal ik moeten doorzagen, to have ze good look. Hij voorzag twee-, twee en een half uur bezig te zijn. Dat zouden er uiteindelijk vier worden, maar dit terzijde. Na een vrolijk ‘see you at four‘ van hem en wat verward gestamel van mij, belde ik het thuisfront op de camping, twee uur kamikazeweggetjes verderop. Kom alsjeblieft hierheen, nu! Maar de bus was al weg en de taxi’s waren op voor die dag.